skip_to_content
(NL)

Atlas of the intentional unbuilt

02/07/2020IEA
Capture décran 2020 07 01 à 21 58 54

Atlas of the intentional unbuilt

Reflecties in tijden van verstilling en verwondering.

De impact op het ruimtelijk (her)beleven en het mathematisch optimale ruimte gebruik staat vandaag centraal in het virus discours en de impact ervan op onze leefwereld. Hoe kunnen we de beschikbare (schaarse) vrije ruimte verder opladen met programma en voorzieningen die sociale interacties en transacties – nu op grotere afstand – kunnen faciliteren. Hoe kan de leefbaarheid (in een “ge-bubbelde”) omgeving verbeteren ?

Op een reeks projecten overheen een tijdspanne van 20 jaar ‘architectuur maken’ stellen we vast dat import export architecture een instrumentarium ontwikkeld heeft van ontpitting. Vaak wordt er resoluut gekozen om ruimtelijke kwaliteit en belevingen in een project te verkennen door geen extra ruimte fysiek te vertalen in 100% pure massa of gebouwde materie. Bij het optekenen in een eerste atlas van het werk tijdens de lock down bleek dat we meer aan architectuur hebben gemaakt door weg name dan door toe voeging : een methodiek waarvan we ons bewust zijn maar waarvan de impact en noodzakelijkheid pas nu tastbaar werd.

Het niet toevoegen van nog extra m2 of m3 bebouwing maar net het bewust weghalen ervan versterkt de ruimtelijke beleving en sociale interactie. Het doordacht weghalen, het creëren door te ont-bouwen, het introduceren van een strategische leegte als een vrijplaats creëert een onberekenbare meerwaarde en belevingsvrijheid binnen het bouw-werk en zijn directe omgeving.

Deze vaak onduidelijke of deels onbegrensde ruimte regenereert een plek, zonder meteen fysiek vatbaar of meetbaar te zijn. In zijn schijnbare afwezigheid geeft deze ruimte bestaansrecht aan zuurstof, licht, perspectief, doorzichten, sociale interacties, bijzondere (groene) biotopen en wisselbare invullingen , maar bovenal genereert het een connectiviteit met de tastbare en/of ontastbare elementen, het belevingsgenot en verwondering over het wisselende onbestemde.

Ligt het verlangen in de bebouwde omgeving voor de toekomst in het verder maximaal ontwikkelen, te claimen en te bestemmen van de nog beschikbare (schaarse) vrije ruimte of net in het strategisch kwalitatief verder vrijmaken ervan ?

Tijdens de lockdown periode en verschillende wandelingen doorheen de stad bleek de onbewust onbebouwde ruimte in de stad een pluraliteit van gebruik en sociale interactie toe te laten. De leeggemaakte garageoprit, de carport, de voortuin of de garage zelf werden plots een begeerde ontmoetingsplek. Balancerend op de grens van publieke en private ruimte, het toelaatbare en verboden toenaderen.

Het aanvullen van deze atlas met cases buiten onze praktijk zou een aanzet kunnen zijn tot een bredere lezing en het onderzoeken van hoe deze bewuste onbebouwde ruimte meervoudig kunnen ingezet worden als desired spaces. Geen directe utopie maar mogelijks een uitgesproken toekomstige noodzaak.

IEA
Borgerhout
http://www.iea.nu/